‘- Waar ben ik?’ vroeg Augustus rondkijkend. Verward en gedesoriënteerd begon hij de landschap voor zich goed op te nemen. Elk boom bewoog met een onnatuurlijke gratie, veroorzaakt door een zachte wind. Augustus bevond zich in een bos, zonder een teken van een levend wezen.
Zijn angst begon steeds meer te gedijen. In één oogwenk was zijn hele lichaam in zweet gedompeld.
Zijn hartslag begon nog sneller te kloppen. Hij was spierwit geworden.
Benend sleepte Augustus zich van boom tot boom op zoek naar iets, iemand of een teken.
Tevergeefs probeerde hij telkens uit de bos te ontsnappen en iemand te vinden; zijn leven te redden.
Wat hem precies achtervolgde, wist hij ook niet. Maar zijn instinkt, bleef signalen uitzenden van waarschuwing. Hij moest weg van deze behekste bos. Hoe meer hij bleef zoeken, des te meer vervloog zijn hoop in het niets, dat het goed zal aflopen. Ineens kreeg hij het gevoel alsof hij zuurstof te kort kwam. Zijn adem werd steeds dieper en trager.
Op de grond gekukeld door zijn verminderde bewustzijn, draaide hij zich op zijn rug en bleef de hemel staren.
“ Zal ik hier ooit levend uitkomen? Is deze mijn laatste luchtteug? “ Augustus bleef zichzelf vragen wachtend op zijn einde. Het was al besloten: hij zou hier ter plekke sterven.
Plotseling uit het niets viel een klein druppeltje op zijn voorhoofd. Er volgde nog een druppel…en nog een…Volgend moment kwam een golf druppels bij. Het begon te regenen.
De aankomende regen was ook het laatste wat Augustus nog van het wereld zag. Hij sloot met zijn laatste restje energie zijn ogen.
‘- Augustus! Word wakker, alsjeblief!’ huilend smeekte Belle het bewusteloze lichaam. Augustus lag nog steeds op haar schoot. Voorover gebukt vielen haar tranen op het gezicht van Augustus.
‘- Meiske, je moet minder huilen. Ik ben helemaal nat van.’ zei opeens de magiër glimlachend.